Home » VERHALEN VAN VIPASSANASTUDENTEN

Categorie: VERHALEN VAN VIPASSANASTUDENTEN

Manon – Er bestaat geen archiefkast

Waar blijven nou toch mijn gedachten…

Controle

Drie 10 daagse Vipassana meditatie cursussen heb ik nu gevolgd in Een- West onder leiding van Matthijs Schouten. Eerst vijf dagen alleen beoefening van anapana om zoals dit heet de geest tot rust te brengen. Een heel karwei voor die geest om te gaan rusten en dan ook nog in de ademhaling. De ademhaling is saai en de geest onrustig. Gelukkig spreekt de leraar op een vriendelijke en niet dwingende toon om het kwartier een paar zinnen. Zo droom je niet weg in gedachten en blijf je bij de les. Soms hoor je zijn stem precies op het moment dat je meent juist te verzaken in je voornemen.
Mentaal tot rust komen duurt dagen.
De aandacht gaat “na veel geklaag en gejammer” uiteindelijk bij het meditatieobject liggen “zoals een kalf bij de paal waaraan het is vastgebonden nadat het bij zijn moeder is weggehaald”. Zo staat het in een Dhammalezing. Pas op dag vijf begint de beoefening van Vipassana: voor een dieper inzicht in de werkelijke aard van alle verschijnselen.

Mijn hele werkend leven heb ik mij geoefend en bekwaamd in min of meer logisch nadenken, combineren en vasthouden van ideeën en gedachten om anderen daarmee te kunnen helpen. Immers fijn toch als de ander merkt dat je diens verhalen aan elkaar rijmt, kunt duiden en bovenal onthoudt.
Heel wat complimenten heb ik ontvangen voor deze vaardigheden.

Zeer korte duur

Bij mijn derde cursus werd mij na een paar dagen steeds duidelijker dat mijn gedachten er maar zeer kort zijn. Steeds staan ze op zichzelf. Ze vormen geen lang snoer. Het blijken vele los van elkaar en mogelijk wel in het verlengde liggende schakels te zijn.

Brandende vraag

Tijdens het mediteren schenk je geen aandacht aan gedachten die opkomen. “Door terug te keren naar de adem en plaats tussen neus en bovenlip lukt dat aldoor beter,” zo stelde ik bij mezelf vast. “En de gedachten die er wel zijn raken meer en meer op de achtergrond.” Dat was een merkwaardige gewaarwording – heel fascinerend en ook wel griezelig.
Dat griezelige waarnemen hoorde  bij een nieuwe gedachtestroom die ik heldhaftig verwees naar iets van verder weg. Ik ging terug naar de plaats waar ik met mijn aandacht nu moest zijn: de adem.
Er was intussen een fysieke spanning voelbaar en ik maakte mij zorgen over die zo intense ervaring en de almaar verdwijnende gedachten.
Naar voren geroepen voor de dagelijkse checking en bij de leraar zittend was er de onbedwingbare behoefte om mijn zorgen uit te spreken. Ik dacht: “Het is nu het enige moment om een antwoord te krijgen op deze brandende kwestie”. Het zou anders weer tot de volgende dag duren eer ik mijn mond open mocht doen. Dus eenmaal voor aan bij de leraar zittend, wachtte ik op zijn vraag:” Zo en hoe gaat het vandaag”?
Ook omdat ik de belofte had afgelegd eerlijk te zijn, durfde ik mijn brandende vraag te stellen.
“Waar blijven nou toch mijn gedachten, ik wil ze wel terug grijpen en aan elkaar koppelen maar waar zijn ze nu”?
De leraar antwoordde:” Er is nergens een grote archief kast vol met gedachten”.

Totaal verbouwereerd, onder de indruk van z’n antwoord, wat beschaamd over mijn vraag en bovenal opgelucht keerde ik terug naar mijn plaats. Al verder oefenend bedacht ik dat het toch wel behoorlijk onnozel was dat ik daar zelf niet op gekomen was. Ik had het best zelf kunnen bedenken en deed dit toch niet.


Niet gaan zoeken

Halverwege de cursus gingen we over tot Vipassana, terwijl ik net de realisatie had verkregen dat er geen groot archief bestaat voor al mijn gedachten. Ik nam mij voor de gedachten niet ergens nog te gaan zoeken. En ik zag ernaar uit om tijdens de checking met de leraar en alle anderen te delen dat ik had besloten het hele gedoe los te gaan laten.

Alles beweegt

Bij de avondzitting, terwijl ik de aanwijzingen opvolgde van de leraar, begon opeens uit het niets alles in mij te bewegen. Overdonderd door deze gewaarwording deed ik mijn ogen open en weg was het. Zodra ik mijn ogen sloot was het er weer. Ik begon mezelf licht te knijpen en dan gebeurde hetzelfde; het was meteen weg. Vol van deze bizarre en ook overweldigende gewaarwording van bewegingen in mijn lichaam vertrok ik om 20.30 uur richting mijn bed.

Opwinding

Een hele opgave in je bed liggen met een kamergenoot en mij willen houden aan de afspraak van het Edele Stilzwijgen. Het liefst had ik het willen delen met haar, de kamergenoot met wie ik voor de tweede keer de kamer deelde. Ze was mij vertrouwd genoeg. Ik had ook wel de gang op willen lopen en alle mede studenten wakker willen maken om te vertellen wat ik nu beleefd had.
Vol opwinding lag ik te bedenken hoe ik toch kon gaan slapen, het was immers zo weer 04.30 uur. Uiteindelijk bracht ik mijn aandacht weer naar de adem, wetende dat ik als ik dit in de morgen weer zou ervaren, het tijdens de checking zou delen.

Beweging is niet eens te volgen

De volgende ochtend voelde ik bij het wakker worden meteen een soort vreugdevolle opwinding. Een soort van “de dag van de waarheid en die ook nog met vertrouwen tegemoet zien”.
Stipt op tijd, om 04.30 uur zat ik in de meditatiezaal en met het sluiten van mijn ogen was “het” er meteen: de gewaarwording van bewegingen in mijn lichaam.
En toen wist ik ook:  “Ik kan het gerust delen want het is gewoon zo”.
Tijdens de dagelijkse checking, beginnend met de vraag” Hoe is het vandaag met je” vertelde ik dus over de bewegingen overal in mijn lichaam en over mijn vaststelling dat die zo snel en voortdurend zijn, dat ze niet te volgen zijn dus laat staan vast te houden.

De dagen erna nam ik steeds opnieuw dezelfde enorme beweging in mezelf waar. Ik  realiseerde mij aldoor beter wat nu “De ware aard van alle verschijnselen” is. En dat wat in mijn lichaam gebeurde, zich ook afspeelde in mijn geest.

Het is een feit dat een mens steeds terugkerende en zichzelf bevestigende patronen heeft opgebouwd. Het steeds weer voortborduren op een ingenomen gedacht; het samen vallen ermee; en dit ook nog eens zich toe-eigenen. Ik begon deze processen beter te begrijpen en ik zag het mezelf doen, al dat opbouwen en toe-eigenen.
Dat niet meer doen, er niet meer in tuinen was wat ik wilde. Maar wat ben ik dan en vooral wie? Dat blijft een open vraag.

Mijn 3de 10 daagse liep weer ten einde. Mijn geest lag als het kalf tevreden rustend bij de paal. Nu wel in een wereld, waarin alles beweegt en in het besef dat er geen archief kast bestaat en er niks valt vast te houden.

Manon van Wijk

Manon – En toen kwam het verhaal

Op dag 4 was net de boel een beetje rustig – en toen kwam het verhaal, over een vrouw die werkelijk alles verloor.

Het valt niet mee een weg naar religie te vinden als je opgroeit in een gezin waar beide ouders geloof en de wens aan een betekenisvol religieus leven sterk afwijzen.

Terugkijkend realiseer ik mij dat mijn ouders zelf een hele weg hebben afgelegd. Met het opgroeien in een verstikkend streng gereformeerd milieu en hun grote behoefte aan autonomie. Zij kozen voor afwijzen en wegvluchten van al wat onbevredigd was. Daarin elkaar ook juist vindend.

Mijn ouders hebben beiden lang gezocht naar het verschil tussen geloof en religie. Soms samen, soms ook juist los van elkaar. Ik heb als kind gezien en ervaren dat het hele worstelingen waren. Bewegend van puberaal in de contramine naar een grote vreugde van een ontdekt inzicht en ook van alles daar tussen in.

Zo heb ik nog het beeld van een serieuze vader jaren ‘70 die opmerkt dat alles energie is en daarna blij door de woonkamer springt.

En er is een heel oud  familieverhaal dat mijn vader wel heel verbaasd gereageerd had toen hij van opa hoorde dat er iemand in de familie metselaar was geworden. Mijn vader dacht, dit klopt niet hij is timmerman en zei dit ook. Pas veel later werd mijn vader duidelijk dat dit familielid vrijmetselaar was geworden.

Mijn moeder heeft tevens veel gezocht. In oosterse filosofieën. Zij heeft mijns inziens jammerlijk genoeg een helpende weg niet kunnen vinden.

Nu mijn weg.

Als klein meisje, ik was een jaar of 5, zat ik voor de zwart-wit televisie te kijken naar arme kindjes in Afrika die geen eten hadden. Kort daarop plakte mijn vader een Novib kalender afbeelding op hardboard; een plaatje van een donker jongetje in een rood pakje met een leeg bordje staand voor een blauwe houten schutting.

De reden dat mijn vader dit deed weet ik niet, het was geloof ik een zuinig sinterklaascadeautje. Veel later, wel 40 jaar daarna, zag ik dezelfde afbeelding bij een troepjes kraam op het Waterlooplein.
Het hardboardschilderijtje had een plakhaakje en kreeg een plek boven mijn bed naast een klein stenen vaasje dat je kon ophangen en vullen met plastic bloemen.

Ik begon toen in het geheim te bidden voor het slapen gaan, keurig voor het bed met mijn handjes gevouwen. In het geheim…want mijn ouders zouden mij wellicht uitlachen en dat moest ik zien te voorkomen, dat begreep ik al wel. Het bidden gaf rust. Ik vroeg aan de Lieve Heer of hij alsjeblieft iedereen en ook dit jongetje eten wilde geven.

In dezelfde tijd besloot ik later als ik groot was verpleegster te worden en mensen te helpen. Wat jaren later, op een zondag op schoot zittend bij mijn opa, gaf ik antwoord op zijn vraag wat ik later worden wilde. Op het antwoord ‘non’ werd in de kamer door iedereen luidkeels gelachen. Mijn ouders hadden beiden zich laten uitschrijven en daarmee de gereformeerde kerk verlaten. De rest van de familie was nog zoals dat heet ‘zeer van de kerk’ – de gereforméérde kerk. Het idee dat er ook een andere geloofsstroming mogelijk was dan de gereformeerde richting was ondenkbaar, dit werd mij later steeds duidelijker.
Opa was van mening dat in de hemel de gereformeerden vooraan de beste plaatsen hadden.

Vanaf die tijd was geloven voor mij iets wat je beter maar voor jezelf kon houden.  Het voornemen van en verlangen naar non worden heb ik laten varen, maar ik ben wél verpleegster geworden.

De wens om de werkelijkheid te zien is nooit ver weg geweest.

De jaren verstreken en zoals in elk leven kwam er van alles voorbij.

In de jaren ’80 was er opnieuw in mij een sterke behoefte aan antwoorden op geloofs- en levensvragen Wat moest ik nou geloven en wat vooral niet. Ik las veel boeken die ik daarover in de bibliotheek vond, van auteurs zoals hoogleraar in de parapsychologie Tenhaeff en zijn opvolger Van Praag. Ik dook behalve in spirituele boeken ook in filosofische boeken.

Ik ontmoette mensen die zeiden dat ze mediteerden. Ik vond deze mensen interessant, omdat ze er erg vrolijk uitzagen. Tot ze gingen praten over de al aanwezige liefde. Deze mensen vertelden mij dat ik de woede vooral moest loslaten, dat het geen juiste emotie was.
Dit was voor mij het moment om deze mensen weer de rug toe te keren. Ik was veel te boos om met die gedachte aan een grootse liefde ook maar iets te kunnen, laat staan te willen.
Boos, woedend …  over het feit dat het bordje van het donkere kindje in het rode pakje voor die blauwe houten schutting aldoor leeg was gebleven.

Inmiddels ben ik in de 60 en wel weer toe aan  ‘iets’ meer willen weten. Ik wilde van de oude doodlopende weg af en ging op zoek naar een handreiking voor een uitweg.
Een stukje in een plaatselijk krantje bood mij die handreiking. Het stukje ging over een cursus boeddhisme in Bennekom, gegeven door Matthijs Schouten, met een aansluitende meditatiedag. Daar meldde ik me voor aan en dit was mijn begin van het willen volgen van het boeddhistische pad.

Na de meditatiedag vroeg ik een mede cursist hoe ik toch in de buurt van die fascinerende leraar kon komen en hoe het allemaal in z’n werk ging. Mij werd verteld dat de leraar een cognitieve insteek had, geen voorstander was van gezweef. Voor mij was het idee van een sfeer van vrolijk gefladder rondom een alom vertegenwoordigde grootse liefde toch een brug té ver in een wereld die voor mij er een is die té veel in hongerige brand staat. Ik had behoefte aan voor mij betekenisvolle antwoorden die ik kon bevatten.
Dit is precies wat ik, met nog zoveel existentiële boosheid in mij dragend, nodig had, dacht ik.
Na een meditatiezondag in Utrecht gaf ik mij op voor de 10-daagse vipassana meditatie in de theravada traditie in Een-West.

Naar een zeker weten dat dit pad goed voor mij is.

Mijn man bracht mij naar de 10-daagse vipassanacursus en ik betrok een bed in een tweepersoonskamer. Het andere bed was voor een mij onbekende persoon, terwijl ik  sedert mijn huwelijk nog nooit 10 dagen zonder mijn man had doorgebracht. Het eerste uur na een lichte avondmaaltijd in de meditatiezaal vond ik magisch. De belofte die dan door de 60 aanwezigen wordt afgelegd was het begin van grote stilte.
We gingen meteen daarna, rond 20.30 uur, ons klaarmaken voor het slapen. Immers om  4.00 uur ’s ochtends ging de gong voor het weer opstaan.
De eerste dagen van die 10-daagse beleefde ik in een soort waas: wat moest ik wanneer ook al weer, wat zat er allemaal  in mijn hoofd, waar was eigenlijk mijn ademhaling en de dhamma wat was dat nou weer…

Op dag 4 was net de boel een beetje rustig – en toen kwam het verhaal, over een vrouw die werkelijk alles verloor.
Woedend was ik, compleet overstuur. Hoe kon een leraar nou toch met zo’n afschuwelijk verhaal op de proppen komen, juist nu ik wat tot rust gekomen was.
De resterende dagen ben ik grotendeels uit mijn doen geweest. Veel rusten en proberen erbij te blijven. De lerarenkamer ben ik praktisch elke dag ingevlucht om even iets meer te kunnen bespreken dan tijdens de checkings voor iedereen twee keer dagelijks.
Uiteindelijk sloot ik de 10 daagse af met het gevoel en idee veel geleerd te hebben. En ik wist ook…volgend jaar wil ik weer.

Het jaar erop bij de lichte avondmaaltijd voor de start en voordat het edele stilzwijgen in zou gaan, zei ik tegen een mede cursist: “Nou ik heb er wel zin in hoor en gelukkig komt dat verhaal van die vrouw die alles verloor niet meer”. De medecursist liet mij onmiskenbaar weten: het verhaal komt er wél en altijd op dag 4.

Dit sloeg in als een bom, meteen voelde ik weer de woede en zag ik dat donkere jongetje met nog steeds dat lege bordje. De woede had me weer te pakken en ik was  bovendien meteen overstuur. De aanloop naar dag 4 was weer een kwestie van blijven focussen op het ademhalen en tot rust zien te komen. De onderstroom was echter een geheel andere….

En op dag 3 vroeg ik de leraar of ik het verhaal alsjeblieft mocht overslaan. Met toestemming sliep ik uit en was ik ergens waar niet het verhaal was. Dat dacht ik – tot mijn ontzetting kwam ik erachter dat het verhaal er toch wel was, het zat in mij.
Met dit inzicht vervolgde ik de rest van de 10 daagse cursus.

Nu heb ik er net een 3de 10 daagse opzitten. En terwijl ik wist wat op dag 4 zou komen, dacht ik ook: ik begrijp de strekking van het verhaal nu, dus wie maakt mij wat.
Rustig zat ik in de oefeningen en ondertussen wist ik wel dat diep in mij de spanning weer bezig was te groeien. Tijdens de checkings op dag 3 vroeg een medecursist zich hardop af of dat nou wel gebeurd kon zijn dat een jonge vrouw haar man verloor,  bovendien haar twee zeer jonge kinderen – waarvan er één zelfs door een grote adelaar werd meegenomen – en dan ook nog beide ouders, en dan een soort van klooster in vluchten om maar niet ook nog haar verstand te verliezen?
En met dat dit werd besproken met de leraar Matthijs Schouten – voelde ik zoiets als een dikke knoop vanuit mijn bekken omhoog komen, mijn mond uit. En het verdween. Weg was het.

De volgende dag hoorde ik – na eerst weer uren bewust te hebben geademd – het verhaal over een vrouw die alles verloor opnieuw.  En er rolden opnieuw tranen, maar nu met het inzicht dat je niets kunt vast houden… ook je woede niet.

Manon van Wijk, april 2020

Loekie – Dankbaar dat dit op mijn pad is gekomen

Ik ben ook heel dankbaar dat dit op mijn pad is gekomen. Dat het voor mij als leek mogelijk is om met een groep van 60 mensen tien dagen op de Drentse hei samen te mediteren en te leren over het boeddhisme, dat is echt heel bijzonder.

Ik begin gewoon bij het begin.
Ik ben opgegroeid in de polders van Noord-Holland in een klein dorp aan het Alkmaardermeer. Zowel de lagere als de middelbare school waren openbare scholen, in ons gezin speelde het geloof geen rol. Mijn vader is nog wel gedoopt (ik denk hervormd, maar weet het niet eens meer zeker), maar wilde niets meer met het christendom te maken hebben Mijn moeder had het van huis uit al niet meegekregen, ze kwam uit een rood nest. Op de middelbare school kregen we wel iets te horen over godsdiensten, maar veel was het niet. Wel had ik in die tijd twee vriendinnen die Jehova’s getuigen waren. Dat was geen probleem, ik geloofde niet in een/hun God, maar respecteerde hen en zij mij. Het humanisme kwam nog het dichtst in de buurt van hoe we leefden, en ons geloof ging uit van de oerknal en de evolutietheorie van Darwin. Als bioloog en wetenschapper bleef dat zo. Natuurlijk dacht ik ook wel eens na over het leven, de dood, wat is er na de dood enzovoorts, maar verder dan ‘ik leef nu en als ik dood ga ben ik er niet meer’ kwam het niet. Na mijn studententijd heb ik wel eens een boekje over het boeddhisme of de Dalai Lama gekocht, maar verder dan een paar bladzijden lezen kwam ik nooit. Er stonden veel termen in die me niets zeiden, veel moeilijke woorden, ideeën over karma en wedergeboorte waar ik al helemaal niets mee kon; kortom, ik kwam er niet doorheen.

Inmiddels was ik een lieve man tegengekomen, had ik geweldig leuk werk als ecoloog bij Landschap Overijssel en kregen we na een lange (ziekenhuis)weg twee prachtige zonen. Toen ik in 2011 reuma kreeg veranderde er de jaren daarna veel. Door de constante pijn en vermoeidheid kon ik mijn werk steeds moeilijker uitvoeren (veldwerk wat mijn lust en leven was lukte in 2011 al niet meer), kon ik steeds minder hebben en liep ik achteraf gezien vanaf het begin op mijn tenen (figuurlijk, letterlijk kan ik dat door de ontstekingen in mijn teengewrichten al heel lang niet meer). Ik was heel goed in negeren, maar kon er op een gegeven moment niet meer onderuit, reuma is een chronische ziekte en de beperkingen werden te groot. Een ziektewettraject en poliklinische revalidatie volgden. Ik moest van heel veel afscheid nemen, maar werd weer een moeder met oprechte aandacht. Een collega van een andere natuurbeschermingsorganisatie vertelde me eens dat meditatie mij misschien wel zou kunnen helpen. Na het afronden van het revalidatietraject, het ziektewettraject (volledig arbeidsongeschikt, dat voelt nog steeds heel raar) en een psychologisch traject was ik op zoek naar nog wat meer acceptatie van de situatie zoals die is.

Toen kwam de opmerking over het mediteren weer naar boven, ik schreef een mail en kon op een zondag in Utrecht uitproberen of ik een dag zou kunnen mediteren. Ik mocht tussendoor voor mijn herstelmomenten op een bed rusten en had een heel bijzondere dag. Matthijs Schouten bleek de boeddhistisch leraar in Nederland te zijn van de Sayagyi U Ba Khin Stichting in de traditie van Sayagyi U Ba Khin en Mother Sayamagyi

Ik leerde anapana-meditatie, het aandachtig waarnemen van de ademhaling, en wel op de plek van de aanraking van de ademstroom tussen neus en bovenlip. De aandacht leren richten en dus het trainen van de geest zorgt voor kalmte. Dat is tenminste de bedoeling – maar gelukkig bleef Matthijs benadrukken dat het steeds weer terugkeren naar de aandacht en de waarneming de basis is van het werk, want die geest en al die gedachten bleven maar doorgaan zoals bij bijna iedereen. Ik hoorde boeddhistische verhalen, kreeg waardevolle lessen en kon het dankzij dat bed volhouden. Vol indrukken ging ik naar huis met een boektitel (‘Wat de Boeddha onderwees’ van Walpola Rahula), haalde het bij de bibliotheek en later de boekwinkel, las het en probeerde te oefenen in anapana. Een paar maanden later gaf ik me op voor de jaarlijkse 10-daagse Vipassana-meditatiecursus, in de theravadatraditie. Die die term leerde ik pas veel later en zegt me eigenlijk nog steeds niet veel.

Februari 2019 ging ik best heel gespannen naar het NIVON-huis in Een-West voor de cursus en ging het avontuur aan. Moniek had ervoor gezorgd dat ik een eenpersoonskamertje kreeg. De belangstelling voor deze cursussen is erg groot en van vrijwel alle deelnemers wordt verwacht dat ze een slaapkamer delen met een of meerdere anderen. Ik kon zodoende veel en vaak op bed echt rusten en dat was heerlijk, mediteren blijkt heel hard werken te zijn. In die tien dagen ging het boeddhisme pas echt voor me leven, het ging om oefenen, de geest tot rust brengen en vooral ervaren. Het bleek een levensveranderende ervaring te zijn. Ik kwam mezelf keihard tegen en ging veel te lang door, was veel te hard voor mezelf en werd helemaal gek van al die gedachten. Er kwam veel verdriet boven, maar ook was er veel humor tijdens de checkings, was er saamhorigheid en liefde in het edele stilzwijgen en kregen we twee keer per dag een lezing met teksten uit de dhamma. Raar dat veel verhalen me zo bekend voorkwamen… Tegelijkertijd raakte ik de draad kwijt van alle lijstjes met van alles, snakte ik naar heldere stroomschema’s en wist ik nog steeds niet wat ik nu aan moest met wedergeboorte en karma. Ik was zo’n bioloog die wel wist dat elk levend wezen uit cellen bestaat, die weer uit moleculen en daarna atomen en elektronen bestaan – en dat bijvoorbeeld een mens dus vooral uit heel veel ruimte en beweging bestaat, maar het echte besef kwam pas na de start van de vipassanameditatie. Tijdens de vipassana worden concentratie en aandacht verder getraind door het zelf leren waarnemen van zintuiglijke gewaarwordingen (tastzintuig) om op die manier inzicht te ontwikkelen in o.a. de veranderlijkheid en de onbestendigheid (anicca). Nadat ik een paar keer in de meditatiezaal had geoefend met de vipassanameditatie had ik buiten een heel mooie ervaring. Alles in en om me heen was in beweging, ik voelde het in me, maar ook onder en boven me terwijl ik op de aarde tegen een boom aan zat en ik wist/voelde dat alles veranderlijk en onbestendig is. Dat toekomst en verleden ongewis zijn, en dat het gaat om het nu. Wat gaf dat veel rust en acceptatie. Het is zoals het is, en zowel in de meditatie als in het dagelijks leven leerde ik dat het gaat om de middenweg, om het niet te hard tegen jezelf zijn. En zo stapte ik dus het edele achtvoudige pad op en werd mij duidelijk dat er ook geen weg terug is. Toen ik eenmaal anicca ervaren had, werd het onderdeel van mijn dagelijks leven en kan ik niet anders dan verder oefenen, leren, lezen en werken.

Na de cursus maakte ik op zolder in de logeerkamer een meditatieplekje (met een goede stoel, kussentje lukt niet door de reuma) en ging dagelijks mediteren. Het is heel fijn om verder te oefenen, steeds vertrouwder te raken met de geest en het oefenen daarvan. Ik herlas het boek ‘Wat de Boeddha onderwees’ en snapte het nu opeens allemaal veel beter. Tijdens de cursus had ik ook een heel aantal boeken aangeschaft die uitgegeven zijn door het International Meditation Centre, gelukkig is mijn Engels redelijk en ook het lezen daarvan helpt me weer verder. Ik ben nog twee keer naar een meditatiedag in Utrecht geweest en nu heb ik net begin maart mijn tweede 10-daagse Vipassana-meditatiecursus achter de rug. Gelukkig net voor het uitbreken van de corona-crisis, het helpt me weer om deze periode beter door te komen. De cursus was heel anders dan de eerste keer. Ik liep tegen dezelfde maar ook heel andere hindernissen op, vond anapana nu veel moeilijker en merkte ook goed hoe het fysiek gezien in een jaar toch weer flink achteruit was gegaan. Ik was veel vermoeider toen ik thuis kwam, maar was mentaal wel weer een heel stuk verder gekomen.

Maar ja, wat is een heel stuk. Voor mijn gevoel sta ik nog helemaal aan het begin van het pad, ben ik een absolute beginner in het boeddhisme. Ik ben er eigenlijk zonder verwachtingen of hoop in gestapt en ben daardoor ook geen teleurstellingen tegen gekomen. Ik weet nu een piepklein beetje over de leer van de Boeddha en over het mediteren, gezien vanuit de traditie van Sayagyi U Ba Khin en Mother Sayamagyi. Dat is voor mij voorlopig ook voldoende, daar kan ik nog de rest van mijn leven op studeren en dat doe ik dagelijks met veel vreugde. Daarbuiten zijn er nog zoveel andere stromingen, die vast ook allemaal mooi, bijzonder en waardevol zijn, maar daar heb ik simpelweg de tijd en energie niet voor om me in te verdiepen. Dus ik ga fijn verder op dit pad en hoop nog veel gezamenlijke meditatiedagen en -cursussen te mogen en kunnen volgen. Ik ben ook heel dankbaar dat dit op mijn pad is gekomen. Dat het voor mij als leek mogelijk is om met een groep van 60 mensen tien dagen op de Drentse hei samen te mediteren en te leren over het boeddhisme, dat is echt heel bijzonder.’

Loekie van Tweel-Groot, april 2020.